Home > Nieuws > Nieuwsbericht
21-11-2023 Resultaten enquête over Nationale Circulaire Plastic Norm
Resultaten enquête over Nationale Circulaire Plastic Norm

In de zomer van 2023 is door onderzoeksbureau Partners for Innovation onder de leden van de NRK een onderzoek uitgezet naar de mogelijke gevolgen van de invoering van de Nationale Circulaire Plastic Norm. Op 4 november jl. werd het rapport van Partners for Innovation (PfI) door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat gepubliceerd. Wij informeren u graag over de onderzoeksresultaten. De NRK ziet een aantal belangrijke knelpunten rond deze nieuwe wetgeving, zoals het ontbreken van een gelijk Europees speelveld voor Nederlandse verwerkers.

 
Aanleiding
De aanleiding voor het onderzoek is een voorstel voor een Nederlandse norm voor een minimumaandeel niet-fossiele kunststoffen door de Nederlandse overheid. Deze Nationale Circulaire Plastic Norm (hierna: NCPN) verplicht kunststof- en rubberverwerkers die in Nederland gevestigd zijn om een bepaald minimumpercentage kunststof recyclaat en/of biobased kunststof (en mogelijk ook rubber) te verwerken voor alle plastic producten die zij op de Nederlandse markt verkopen. De voorgestelde verplichting start in 2027 op een nog vast te stellen niveau (bijvoorbeeld 15%) en loopt op naar 25%-30% in 2030. De exacte scope (polymeer of toepassingsniveau) en de percentages van de norm moeten nog worden vastgesteld door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, evenals de financiële ondersteuning voor de implementatie van de norm.

Doel van het onderzoek
In opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) in samenwerking met de Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie (NRK) en het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) de onderzoeksopdracht aan Partners for Innovation (PfI) verstrekt om te onderzoeken welke knelpunten kunststof- en rubberverwerkers verwachten tegen te komen bij de implementatie van deze norm en om een eerste onderbouwing te kunnen geven voor de financiële instrumenten die ingezet kunnen worden bij de invoering van de norm.

Het onderzoek was uitdrukkelijk niet bedoeld om de haalbaarheid van de norm of haar impact op de markt te onderzoeken.

Het onderzoek van PfI bestond uit twee delen: interviews met experts en een enquête onder NRK-leden. In totaal werden 12 verwerkers en 1 kennisorganisatie geïnterviewd. De enquête is door 85 NRK-leden ingevuld. In die groep bevonden zich verwerkers, recyclers, compoundeurs en andere ketenpartijen.
 
Conclusies en aanbevelingen
De resultaten geven geen volledig representatief beeld van de gehele kunststofverwerkende industrie in Nederland. De conclusies zijn daarom niet door te trekken naar de volledige markt, maar vormen eerder een basispunt voor verdere gesprekken over de norm en ondersteuningsmogelijkheden voor verwerkers. Uit de enquête blijkt dat ongeveer de helft van de enquête-respondenten positief staat tegenover de uitvoerbaarheid van de norm voor hun bedrijf. Deze positieve reacties zijn echter wel gekoppeld aan twee grote aandachtspunten.

Ten eerste zijn er grote zorgen onder verwerkers over de effecten van de norm op de concurrentiepositie van Nederlandse ten opzichte van buitenlandse verwerkers. De prijs en beschikbaarheid van niet-fossiele kunststoffen vormen een grote onzekere factor voor verwerkers omdat deze snel fluctueren en aanbod van en vraag naar niet-fossiele kunststoffen nog in ontwikkeling zijn. Producten van Nederlandse verwerkers kunnen dus duurder worden dan die van buitenlandse concurrenten. Wanneer de norm in 2027 alleen van toepassing is op de producten van Nederlandse verwerkers voor de Nederlandse markt verwachten alle geïnterviewde verwerkers een deel van hun klanten te verliezen aan buitenlandse concurrenten.

Een tweede kanttekening is dat verwerkers aangeven een grote afhankelijkheid te hebben van drop-in kunststoffen voor het behalen van de norm. Drop-in kunststoffen zijn kunststoffen uit chemisch recyclaat of biobased plastics met materiaaleisen gelijk aan virgin (primaire) fossiele plastics. Voor toepassingen waar mechanisch recyclaat niet aan de kwaliteitseisen voldoet wordt veel gekeken naar drop-ins als een mogelijke oplossing. De haalbaarheid van de norm hangt in grote mate af van de ontwikkelingen van de markt voor deze typen plastics.

Ondersteunende instrumenten
Om ondersteunende instrumenten voor verwerkers te identificeren bij de toepassing van (voor de verwerker) nieuwe, niet-fossiele materialen is gevraagd welke acties verwerkers moeten uitvoeren om deze materialen toe te passen. Dit heeft geleid tot de volgende lijst van acties en aanpassingen voor verwerkers:

  • Zoeken naar leverancier met geschikt materiaal
  • Meenemen van klant in een ontwikkeltraject
  • Proeven draaien met nieuw materiaal
  • Certificering in samenwerking met leveranciers
  • Aanpassen van de productielijnen
  • Investeringen in nieuw materieel
  • Meer arbeid tijdens productieproces
  • Langere doorspoeltijden of schoonmaakwerkzaamheden tussen productiecycli.


Al deze stappen vereisen aandacht, tijd en financiële middelen. Als verwerkers genoodzaakt worden om deze acties voor een aanzienlijk deel van hun productassortiment te doorlopen, zal dit aanzienlijke inspanningen vergen, waarbij mogelijk ondersteuning gewenst is. Voor de bovenstaande acties kan gezocht worden naar passende ondersteunende instrumenten. Hierover is de NRK onder meer in gesprek met de ministeries van IenW en EZK.

Reactie NRK op het rapport
Voor de bedrijven in de rubber- en kunststofindustrie zal het een uitdaging worden aan deze norm te voldoen, ziet ook de NRK. Veel bedrijven in de rubber- en kunststofindustrie werken hard aan circulariteit en zetten zich graag in voor een circulaire plastic norm. Maar omdat de Nederlandse regering kiest voor een Nederlandse aanpak binnen een op zijn minst Europees speelveld, is aandacht voor een aantal uitdagingen van groot belang.

Op dit moment is import uit het buitenland vrijgesteld van deze nieuwe normering. Productie in het buitenland, die wordt geïmporteerd naar Nederland, hoeft niet aan de maatregel te voldoen. Daarmee worden Nederlandse producten duurder dan buitenlandse. Gevolg is dat omzet en daarmee industrie verdwijnt naar het buitenland en dat zorgt voor economisch verlies. Bovendien wordt als gevolg daarvan de beoogde CO2-verlaging niet gehaald, waardoor het klimaat altijd verliest.

De NRK pleit daarom voor een gelijk speelveld voor de Nederlandse industrie tegenover haar Europese concurrenten en importen van buiten de EU. Ook moeten er meer incentives komen voor de klanten in de waardeketen om producten tegen een hogere kostprijs af te nemen. Tot slot vraagt de NRK aandacht voor de extra administratieve lasten en uitvoeringsuitdagingen die er zijn vanwege deze extra maatregel en bestaande wet- en regelgeving die hier tegenin werkt.

Lees hier het volledige rapport van Partners for Innovation